13/11/2025
Of ik vrijblijvend wou langskomen om hun beider uitvaarten te bespreken, vroeg J. aan de telefoon.
Het koppel, allebei de tachtig voorbij, wil zich voorbereiden op wat ontegensprekelijk komt. Eerder vroeger dan later. Hun drijfveer: hun kinderen de ruimte gunnen om te rouwen, zonder opgeslokt te worden door de regeling van een uitvaart.
Mensen die zo bewust nadenken over hun dood — daarbij weet ik dat ik vrijuit mag praten en niet op mijn woorden moet letten. Woorden als ‘dood’ en vragen als ‘wat als zij of hij eerst gaat?’ zijn geen taboes.
Ze praatten vrijuit en honderduit.
‘Je mag me uitstrooien over de Bijenkorf,’ zei L. met haar sappig Nederlands accent. ‘Dan komen ze me tenminste nog eens bezoeken,’ voegde ze er met een glimlach aan toe.
Na verloop van tijd vroeg ik naar hun kinderen.
Een zoon en een dochter. Allebei zelf al ouders en grootouders.
‘We hebben onze zoon geadopteerd toen hij vijf maanden oud was, want we konden zelf maar geen kinderen krijgen.’
Ik zette de dictafoon van mijn telefoon aan, omdat ik wist — zonder het echt te weten — dat het verhaal dat volgde een belangrijk deel van hun levensverhaal zou zijn. Een verhaal dat ik, als ik geluk heb, ooit mag neerpennen.
‘Maar toen we door de ingewikkelde adoptieprocedure waren en zeker wisten dat we een kindje konden gaan ophalen, werd ik zwanger,’ zei L.
‘Heb je dan niet getwijfeld om het adoptiekindje te annuleren?’ vroeg ik haar.
‘Geen seconde,’ antwoordde ze in een milliseconde. En even snel voegde ze eraan toe: ‘Want hij — dat jongetje — heeft ervoor gezorgd dat ik zwanger raakte.’
…
Ik heb die voormiddag naar hen geluisterd en mijn ideeën over hún uitvaart met hen gedeeld. Ik heb verteld wat kan en mag, en wat ik — als ik hen was — zou doen.
Drieënhalf uur later ging ik naar huis, zonder één cent te hebben verdiend.
En toch voelde ik me rijk.