ABA BELGIquË

ABA BELGIquË évaluation de l'enfant / evaluatie van het kind ;
établir un programme d'intervention / intervent

24/10/2021

L'extinction se produit lorsqu'un comportement qui a été précédemment renforcé n'entraîne plus de conséquences renforçantes et, par conséquent, le comportement cesse de se produire à l'avenir.
Concrètement, les procédures d'extinction prennent trois formes distinctes liées au comportement :
- les comportements maintenus par le renforcement positif sont mis en extinction lorsque ces comportements ne produisent pas le renforçateur ;
- les comportements maintenus par renforcement négatif sont placés en extinction (appelée aussi extinction d'évasion) lorsque ces comportements ne produisent pas une suppression du stimulus aversif, ce qui signifie que la personne ne peut pas échapper à la situation aversive ;
- les comportements entretenus par le renforcement positif automatique sont placés en extinction (appelée aussi extinction sensorielle) en masquant ou en supprimant la conséquence sensorielle.

Une caractéristique du processus d'extinction est qu'une fois que le comportement n'est plus renforcé, il augmente souvent brièvement en fréquence, en durée ou en intensité avant de diminuer et finalement de s'arrêter. C'est ce qu'on appelle une rafale d'extinction.
Certains autres effets secondaires de l'extinction sont la variation de la réponse (avec des comportements divers et nouveaux parfois observés pendant le processus d'extinction), l'augmentation initiale de l'amplitude de la réponse, la résurgence (la réapparition d'un comportement précédemment renforcé lorsque le renforcement d'un comportement alternatif est terminé ou diminué ), ou les explosions émotionnelles et l'agressivité.
Une autre caractéristique de l'extinction est que le comportement peut se reproduire même après qu'il ne s'est pas produit depuis un certain temps et c'est ce qu'on appelle la récupération spontanée.

Les analystes du comportement se réfèrent à une réponse continue pendant une procédure d'extinction comme une résistance à l'extinction. Deux facteurs importants influencent le processus d'extinction : le programme de renforcement avant l'extinction et l'apparition du renforcement après l'extinction.
Il peut y avoir neuf lignes directrices pour une mise en œuvre réussie de l'extinction :
1) retenir tous les renforçateurs maintenant le comportement problématique
2) retenir le renforcement systématiquement
3) augmenter le nombre d'essais d'extinction
4) combiner l'extinction avec d'autres procédures
5) inclure d'autres personnes importantes dans l'extinction
6) mode d'emploi
7) maintenir un comportement de diminution de l'extinction
8) plan pour l'agression produite par l'extinction
9) se prémunir contre une extinction involontaire

Dans Cooper et al. (2020) nous pouvons également trouver différentes situations dans lesquelles ne pas utiliser l'extinction :
- le comportement est nocif
- toutes les sources de renforcement ne peuvent être retenues
- une réduction rapide du taux de réponse est requise
- d'autres sont susceptibles d'imiter le comportement problématique

Cooper et al., 2020 - "Applied Behavior Analysis"
Miltenberger, 2008 - "Behavior Modification"

24/10/2021

Extinctie treedt op wanneer een gedrag dat eerder is bekrachtigd, niet langer de versterkende gevolgen heeft en het gedrag daarom in de toekomst niet meer voorkomt.
In het bijzonder nemen uitstervingsprocedures drie verschillende vormen aan die verband houden met gedrag:
- gedrag dat in stand wordt gehouden door positieve bekrachtiging wordt op uitsterven geplaatst wanneer dat gedrag de bekrachtiger niet produceert;
- gedragingen die in stand worden gehouden door negatieve bekrachtiging worden op uitsterven geplaatst (ook wel ontsnappingsuitdoving genoemd) wanneer dat gedrag niet leidt tot een verwijdering van de aversieve stimulus, wat inhoudt dat de persoon niet kan ontsnappen aan de aversieve situatie;
- gedrag dat in stand wordt gehouden door automatische positieve bekrachtiging wordt op uitsterven geplaatst (ook wel zintuiglijke uitdoving genoemd) door het sensorische gevolg te maskeren of te verwijderen.

Een kenmerk van het uitdovingsproces is dat zodra het gedrag niet langer wordt bekrachtigd, het vaak kort in frequentie, duur of intensiteit toeneemt voordat het afneemt en uiteindelijk stopt. Dit staat bekend als een extinctie-uitbarsting.
Enkele andere secundaire effecten van uitsterven zijn de responsvariatie (met divers en nieuw gedrag dat soms wordt waargenomen tijdens het uitdovingsproces), de aanvankelijke toename van de responsomvang, heropleving (het opnieuw optreden van een eerder versterkt gedrag wanneer versterking voor een alternatief gedrag wordt beëindigd of verminderd ), of de emotionele uitbarstingen en agressie.
Een ander kenmerk van het uitsterven is dat het gedrag opnieuw kan optreden, zelfs nadat het een tijdje niet heeft plaatsgevonden en dit wordt spontaan herstel genoemd.

Gedragsanalisten verwijzen naar het blijven reageren tijdens een uitdovingsprocedure als weerstand tegen uitsterven. Twee belangrijke factoren zijn van invloed op het extinctieproces: het wapeningsschema vóór extinctie en het optreden van versterking na extinctie.
Er kunnen negen richtlijnen zijn voor de succesvolle implementatie van extinctie:
1) weerhouden van alle bekrachtigers die het probleemgedrag handhaven;
2) bekrachtiging consequent onthouden;
3) verhoog het aantal uitstervingsproeven;
4) combineer uitsterven met andere procedures;
5) omvatten belangrijke anderen die uitsterven;
6) gebruik instructies;
7) behouden van uitsterven verminderd gedrag;
8) plan voor door uitsterven veroorzaakte agressie;
9) beschermen tegen onbedoeld uitsterven.

In Cooper et al. (2020) we kunnen ook verschillende situaties vinden waarin we extinctie niet moeten gebruiken:
- het gedrag is schadelijk;
- alle bronnen van versterking kunnen niet worden achtergehouden;
- een snelle verlaging van het responspercentage is vereist;
- anderen zullen waarschijnlijk het probleemgedrag imiteren.

Cooper et al., 2020 - "Applied Behavior Analysis"
Miltenberger, 2008 - "Behavior Modification"

16/09/2021

Instructiecontrole is een zeer belangrijk aspect in de zorg voor een kind met autisme, omdat het kind dus onze instructies zal opvolgen en zijn best zal doen. Hij zal leren dat het volgen van de instructies hem aangename dingen zal opleveren, terwijl het niet volgen ervan hem niets zal opleveren. Kortom, we krijgen de medewerking van het kind in een effectieve en positieve werkrelatie. Al degenen rond het kind (in de brede zin: familie, professionals, leraren ...) moeten instructiecontrole instellen.

1. Laat uw kind zien dat u de controle heeft over de objecten en activiteiten waartoe zij toegang willen hebben. Wat is essentieel. Jij hebt de sleutel tot plezier in handen! Zo definieer je jezelf als de "baas".

2. Zet jezelf op de kaart als leuk! Voordat u iets probeert te leren, moet u het kind laten zien dat het leuk is om bij u te zijn, betrokken en lerend. Laat het kind naar je toe komen op hun voorwaarden, want ze willen deelnemen aan een leuke interactie met jou. Dit vermijdt "machtsstrijd" omdat het kind de interactie initieert.

3. Volg door. Laat het kind zien dat je te vertrouwen bent en dat je doet wat je zegt. Het is belangrijk om door te zetten, zowel in termen van positieve als negatieve gevolgen. Je acties moeten voorspelbaar zijn. Verplaats de doelpalen niet. Het betekent ook dat als je een kind vraagt ​​om iets te doen, je hem of haar misschien moet vragen om een ​​handeling uit te voeren. Vermijd jezelf te herhalen (dit leert een kind alleen maar dat je instructies blijft herhalen, zodat ze de eerste keer niet hoeven te gehoorzamen).

4. Laat uw kind zien dat het volgen van uw instructies hem of haar ten goede zal komen. Als je eenmaal hebt vastgesteld dat je de leuke dingen onder controle hebt en dat het volgen van je aanwijzingen je toegang geeft tot de gewenste dingen, bied je gelegenheid om te oefenen. Begin met gemakkelijk te volgen instructies.

5. Versterk in het begin elke positieve reactie. Verminder uiteindelijk echter de hoeveelheid wapening. Wees voorzichtig bij moeilijkere taken. Geef in het begin veel bekrachtiging om een ​​relatie op te bouwen. Er is niets vergelijkbaars op dit moment!

6. Laat zien dat u zowel de prioriteiten van uw kind als die van uzelf kent. Zorg ervoor dat je hem eventuele versterkingen of beloningen aanbiedt waarin hij echt geïnteresseerd is.

7. Laat zien dat ongewenst gedrag niet leidt tot bekrachtiging. Het doel is om het kind toegang te geven tot de dingen die hem interesseren wanneer hij een gepast gedrag aanneemt. Als een kind bijvoorbeeld tegen je schreeuwt en om een ​​fopspeen vraagt, wil je misschien dat hij je vriendelijk vraagt ​​voordat hij het aan hem geeft. Na verloop van tijd wil je leren dat schreeuwen niet de gemakkelijkste manier is om dingen te bereiken.

15/09/2021

Le contrôle instructionnel est un aspect très important dans la prise en charge d’un enfant avec autisme car l’enfant suivra ainsi nos consignes et le fera de son mieux. Il apprendra que suivre les consignes lui rapportera des choses agréables, tandis que ne pas les suivre ne lui rapportera rien. Pour résumer, nous obtiendrons la coopération de l’enfant dans une relation de travail efficace et positive. Toutes les personnes entourant l’enfant (au sens large : famille, professionnels, enseignants…) devraient établir le contrôle instructionnel.

1. Montrez à votre enfant que vous contrôlez les objets et les activités auxquels il souhaite accéder. Ce qui est essentiel. Vous détenez la clé du plaisir ! C'est ainsi que vous vous définissez comme le « patron ».

2. Établissez-vous comme amusant ! Avant d'essayer d'enseigner quoi que ce soit, montrez à l'enfant qu'il est amusant d'être avec vous, engagé et en train d'apprendre. Laissez l'enfant venir à vous à ses conditions, car il veut participer à une interaction amusante avec vous. Cela évite les « luttes de pouvoir » parce que l'enfant initie l'interaction.

3. Suivez à travers. Montrez à l'enfant que vous pouvez faire confiance et que vous ferez ce que vous dites. Il est important de donner suite, à la fois en termes de conséquences positives ou négatives. Vos actions doivent être prévisibles. Ne déplacez pas les poteaux de but. Cela signifie également que si vous demandez à un enfant de faire quelque chose, vous devrez peut-être l'inciter à effectuer une action. Évitez de vous répéter (cela enseigne simplement à un enfant que vous continuerez à répéter les instructions, de sorte qu'il n'a pas besoin de se conformer la première fois).

4. Montrez à votre enfant que suivre vos instructions lui sera bénéfique. Une fois que vous avez établi que vous contrôlez les choses amusantes et que suivre vos instructions vous donnera accès aux choses souhaitables, offrez des opportunités de pratique. Commencez par des instructions faciles à suivre.

5. Au début, renforcez chaque réponse positive. Finalement, cependant, réduisez la quantité de renforcement. Utilisez-le avec précaution pour les tâches plus difficiles. Au début, donnez beaucoup de renforcement pour établir une relation. Il n'y a rien de tel à ce stade !

6. Démontrez que vous connaissez les priorités de votre enfant ainsi que les vôtres. Assurez-vous de lui offrir des renforts ou des récompenses qui l'intéressent vraiment.

7. Démontrer que s'engager dans des comportements indésirables n'entraînera pas de renforcement. L'objectif est de permettre à l'enfant d'accéder aux choses qui l'intéressent lorsqu'il adopte un comportement approprié. Par exemple, si un enfant vous crie dessus et vous demande une sucette, vous voudrez peut-être qu'il vous demande gentiment avant de la lui donner. Au fil du temps, vous voulez enseigner que crier n'est pas le moyen le plus simple d'accéder aux choses.

13/04/2021

De versterking

"Het laatste deel van het ABC-paradigma (Antecedent - Gedrag - Consequentie) is het gevolg, dat wil zeggen alles wat er in de omgeving gebeurt nadat het gedrag zich heeft voorgedaan."
(Schramm - "Motivation and Reinforcement. Turning the tables on Autism", 2011)

Als we een gedrag willen veranderen, doen we dat door het antecedent te veranderen of door de consequentie te veranderen.
De gevolgen hebben alleen invloed op wat er in de toekomst met een gedrag zal gebeuren. De onmiddellijke gevolgen hebben het sterkste effect. De consequentie selecteert elk gedrag dat zich vlak ervoor voordoet.

Er zijn 3 soorten gevolgen: versterking, straf, uitsterven.

Versterking is het belangrijkste gedragsprincipe.
Versterking is het proces waarin een gedrag wordt versterkt door de onmiddellijke consequentie die betrouwbaar volgt op het begin ervan.
Wanneer een gedrag tot een gunstig resultaat leidt, is de kans groter dat dat gedrag zich in de toekomst onder vergelijkbare omstandigheden zal herhalen.

Positieve versterking
Het optreden van een gedrag wordt gevolgd door het toevoegen van een stimulus (een bekrachtiger) of een verhoging van de intensiteit van een stimulus, wat resulteert in versterking van het gedrag.

Negatieve versterking
Het optreden van een gedrag wordt gevolgd door het onderdrukken van een stimulus (een aversieve stimulus) of een afname van de intensiteit van een stimulus, wat resulteert in versterking van het gedrag.

12/04/2021

Le renforcement

"La dernière partie du paradigme ABC (Antécédent – Behaviour - Consequence) est la conséquence, c'est-à-dire tout ce qui se passe dans l'environnement après que le comportement s'est produit."
( Schramm - « Motivation et renforcement. Un nouveau regard sur l’autisme » , 2011)

Lorsque nous voulons changer un comportement, nous le faisons soit en modifiant l'antécédent, soit en changeant la conséquence.
Les conséquences n'affectent que ce qui arrivera à un comportement dans le futur. Les conséquences immédiates ont le plus fort effet. La conséquence sélectionne tout comportement qui se produit juste avant lui.

Il existe 3 types de conséquences : renforcement, punition, extinction.

Le renforcement c'est le principe du comportement le plus important.
Le renforcement est le processus dans lequel un comportement est renforcé par la conséquence immédiate qui suit de manière fiable son apparition.
Lorsqu'un comportement aboutit à une issue favorable, ce comportement est plus susceptible de se répéter à l'avenir dans des circonstances similaires.

Renforcement positif
La survenue d'un comportement est suivie de l'ajout d'un stimulus (un renforçateur) ou d'une augmentation de l'intensité d'un stimulus, qui se traduit par le renforcement du comportement.

Renforcement négatif
La survenue d'un comportement est suivie de la suppression d'un stimulus (un stimulus aversif) ou d'une diminution de l'intensité d'un stimulus, ce qui se traduit par le renforcement du comportement.

17/08/2020

4) Pivotal Response Training (PRT)

PRT heeft tot doel de wens / motivatie van het kind te vergroten om nieuwe vaardigheden te verwerven, met positieve gevolgen. In plaats van bepaalde eisen te stellen of te onderwijzen wat moet worden geleerd, gebruikt de therapeut de interesse van het kind in bepaalde voorwerpen of speelgoed om deze nieuwe vaardigheden aan te leren. De aanpak richt zich op de keuzes, initiatie, lijnverandering en levering van versterkers die bij elke poging horen.

17/08/2020

4) Pivotal Response Training (PRT)

PRT vise à augmenter le désir / la motivation de l'enfant d'acquérir de nouvelles compétences, associées à des conséquences positives. Au lieu de forcer certaines exigences ou d'imposer ce qui doit être enseigné, le thérapeute utilise l'intérêt de l'enfant pour certains objets ou jouets pour enseigner ces nouvelles compétences. L'approche se concentre sur les choix, l'initiation, le changement de ligne et l'offre de renforçateurs associés à chaque tentative.

13/08/2020

3) Naturalistic Environment Teaching (NET)

De aanpak is gebaseerd op het leren en oefenen van vaardigheden in natuurlijke situaties. De therapeut gebruikt de natuurlijke mogelijkheden en vervormd het tot het les geven.
Deze benadering sluit echter niet de programmering van leerdoelen uit. De therapeut kan het kind een kleurboek geven, zonder hem de potloden te geven, zodat hij ernaar vraagt. Wanneer het kind zijn handen vuil maakt tijdens het spelen buiten of schilderen, kunnen we handen wassen of taalvaardigheid in context leren.

13/08/2020

3) Naturalistic Environment Teaching (NET)

L'approche est basée sur l'enseignement et la pratique des compétences dans des situations naturelles. Le thérapeute utilise les opportunités naturelles qui se présentent pour enseigner.
Cependant, cette approche n'élimine pas la programmation des objectifs d'apprentissage. Le thérapeute peut donner à l'enfant un livre de coloriage, sans lui donner les crayons, pour lui faire les demander. Quand l'enfant s'est sali les mains en jouant dehors, ou en faisant de la peinture, nous pouvons enseigner le lavage des mains ou les compétences linguistiques en contexte.

11/08/2020

2) Verbal Behavior (VB)

VB hanteert een gestructureerde aanpak en een een-op-een onderwijsvorm. Het doel van de aanpak is om kinderen de taal te leren, om een band te leggen en te ontwikkelen tussen woorden en hun betekenis. De meest gebruikte termen:
Mand - verwijst naar de verzoeken of instructies die het kind leert maken wanneer hij iets wil. Meestal stelt een vorm van bevel de persoon die het verzoek heeft gedaan in staat om te krijgen wat hij heeft gevraagd. Het kind zegt bijvoorbeeld 'auto' als hij met een auto wil spelen en hij ontvangt het.
Echoic - verschijnt wanneer de zender iets zegt en de luisteraar herhaalt precies wat hij hoorde. De instructeur zegt bijvoorbeeld: "een auto" en het kind herhaalt: "een auto".
Tact - omvat verbale etikettering van omringende objecten of stimuli die mensen, acties, gebeurtenissen omvatten. Wanneer een kind een auto ziet en 'auto' zegt, wordt dit verbale gedrag tact genoemd.
Intraverbal - dit is vergelijkbaar met de gespreksstructuren: er wordt een vraag gesteld en vervolgens wordt er een antwoord gegeven. De therapeut vraagt ​​bijvoorbeeld: 'Waar speel je graag mee?' en het kind antwoordt "auto's". De intraverbal verschijnt ook in de voltooiing van zinnen of liedjes: de spreker zegt "Bliksem Mcqueen is" en het kind kan aanvullen met "Een auto".

11/08/2020

2) Verbal Behavior (VB)

VB utilise une approche structurée et un format d'enseignement 1:1. Le but de l'approche est d'enseigner le langage aux enfants, de créer et développer des liens entre les mots et leur signification. Les termes les plus courants mis en oeuvre:
Mand - désigne les requêtes ou instructions que l'enfant apprend à émettre lorsqu'il veut quelque chose. La plupart du temps, une forme de mand permet à la personne qui a émis la demande d'obtenir ce qu'elle a demandé. Par exemple, l'enfant dit "voiture" quand il veut jouer avec une voiture et il la reçoit.
Echoic - apparaît lorsque l'émetteur dit quelque chose et l'auditeur répète exactement ce qu'il a entendu. Par exemple, l'instructeur dit: "une voiture" et l'enfant répète: "une voiture".
Tact - implique l'étiquetage verbal des objets environnants ou des stimuli qui incluent des personnes, des actions, des événements. Quand un enfant voit une voiture et dit "voiture", ce comportement verbal s'appelle tact.
Intraverbal – c'est similair aux structures de conversation: une question est posée et, ensuite, une réponse est donnée. Par exemple, le thérapeute demande "Avec quoi aimes-tu jouer?" et l'enfant répond "les voitures". L'intraverbal apparaît également dans la complétion de phrases ou de chansons: l'intervenant dit "Flash Mcqueen est " et l'enfant peut compléter avec "Une voiture".

Adres

Brussels

Website

Meldingen

Wees de eerste die het weet en laat ons u een e-mail sturen wanneer ABA BELGIquË nieuws en promoties plaatst. Uw e-mailadres wordt niet voor andere doeleinden gebruikt en u kunt zich op elk gewenst moment afmelden.

Contact De Praktijk

Stuur een bericht naar ABA BELGIquË:

Delen

Share on Facebook Share on Twitter Share on LinkedIn
Share on Pinterest Share on Reddit Share via Email
Share on WhatsApp Share on Instagram Share on Telegram