11/10/2025
💬 Sommige verliezen hebben geen naam.
Ze voltrekken zich langzaam, stilletjes, stukje bij beetje — en toch doen ze niet minder pijn.
Vandaag wil ik het hebben over een groep mensen voor wie we geen naam hebben.
Mensen die blijven liefhebben, zorgen en verliezen, allemaal tegelijk.
Ik heb dit proces van dichtbij meegemaakt.
Mijn vader had Alzheimer, en ik zag hoe mijn moeder langzaam haar levenspartner verloor terwijl hij nog leefde.
Het was een verlies in fragmenten, elke dag een beetje meer. En de laatste tijd hoorde ik in onze praatgroep en in het inloophuis steeds vaker dezelfde verhalen.
Mensen die worstelen met datzelfde onzichtbare verdriet.
Wanneer iemand zijn partner verliest door ziekte, een ongeval of ouderdom, geven we dat verlies een naam: weduwe, weduwnaar.
Er is taal, er is een kader, er is erkenning.
Maar wat als je je partner niet in één moment verliest? Wat als je hem of haar beetje bij beetje kwijtraakt, terwijl die persoon nog leeft?
Wat als het afscheid zich uitstrekt over jaren, soms meer dan tien, en je elke dag opnieuw een stukje verliest van degene met wie je ooit een leven deelde?
Voor partners van mensen met dementie is dat de stille realiteit.
Ze rouwen terwijl hun geliefde er nog is. Ze leven tussen toen en nu, tussen vasthouden en loslaten.
Ze blijven zorgen en liefhebben, vaak zonder erkenning, want de buitenwereld zegt: “Je mag blij zijn, hij leeft toch nog.”
Maar zo eenvoudig voelt het niet altijd: er is verdriet, maar ook kwaadheid, er is liefde, maar ook frustratie, er is machteloosheid, schuldgevoel en vaak ook schaamte.
De Amerikaanse onderzoeker Pauline Boss noemt dit ambigu verlies: het verlies van iemand die lichamelijk aanwezig blijft, maar psychologisch afwezig is.
In het Nederlands gebruiken we vaak de term levend verlies, maar zelfs die woorden vatten niet helemaal wat partners van mensen met dementie echt ervaren.
Ze zijn meer dan mantelzorger: Ze zijn partner zonder partner, iemand die verdriet draagt zonder zichtbaar einde, een liefhebbende ziel zonder vaste grond.
Wat het nog zwaarder maakt, is dat dit verlies geen duidelijk einde kent. Er is geen echt afscheid, geen ritueel, geen “erna”.
Het verdriet is traag, voortdurend, en eindeloos verweven met liefde en pijn.
Wanneer iemand met dementie overlijdt, voelt het vaak als een tweede afscheid, van iemand die je eigenlijk al stukje bij beetje hebt moeten loslaten. En voor sommigen is dit ondanks alle liefde die ze hebben voor de persoon in kwestie, alle zorg die ze geboden hebben ergens een stukje opluchting. Eindelijk gaan ze (h)erkend worden in hun verlies.
Misschien is dat wat onze taal en cultuur vandaag het meest missen: een woord voor wie zijn partner al verloren is, terwijl die nog leeft.
En zolang er geen woord is, blijft erkenning vaak uit.
Daarom deze oproep.
Aan iedereen die werkt met of leeft naast mensen met dementie: laten we samen zoeken naar woorden, naar taal die erkenning geeft, die zichtbaar maakt wat nu nog naamloos blijft.
Want zolang er geen naam voor is, blijft de pijn onzichtbaar.
Erkenning begint bij taal.