13/11/2025
Als kind kreeg ik vaak labels naar mijn hoofd:
koppig, eigenwijs, manipulatief, hij wil altijd z’n zin, hij doet het erom.
Als je dat maar vaak genoeg hoort, ga je het geloven.
Het werd een self-fulfilling prophecy.
Op een gegeven moment dacht ik niet meer:
“Ik reageer zo omdat ik overprikkeld ben.”
maar:
“Ik bén een slecht mens.”
En dat doet iets met je.
Niet alleen raak je overprikkeld —
je raakt innerlijk beschadigd.
🔹 Mijn grenzen leken opeens egoïsme.
🔹 Mijn “nee” werd dwarsliggen.
🔹 Mijn meltdown werd gezien als slecht karakter, niet als noodkreet.
Zo leren kinderen (en later volwassenen) zich aan te passen, zich klein te maken, te verbergen wie ze zijn.
Je probeert “lief”, “meewerkend” en “normaal” te zijn,
terwijl je zenuwstelsel ondertussen in brand staat.
De echte schade zie je vaak jaren later pas:
burn-out, angst, depressie, een identiteitscrisis.
En vooral die diepgewortelde overtuiging:
“Met mij klopt iets niet.”
Daarom vind ik het zo gevaarlijk als autistisch gedrag wordt geframed als koppigheid of machtsspel.
Want woorden zijn niet neutraal.
Ze vormen hoe ouders naar hun kind kijken.
En hoe een kind naar zichzelf leert kijken.
Als we van een regulatieprobleem een moreel probleem maken, laten we littekens achter die een leven lang mee kunnen gaan.
Ik zeg niet dat opvoeden makkelijk is.
Maar ik vraag dit:
👉 Durf je te zien dat je kind niet bepaalt, maar probeert te overleven?
👉 Durf je te voelen wat jouw verwachtingen doen met zijn zenuwstelsel?
Het verschil tussen
“Hij is moeilijk”
en
“Hij hééft het moeilijk”
kan bepalen of een kind later denkt:
“Ik ben oké zoals ik ben.”
Of blijft hangen in:
“Ik ben een slecht mens.”
En dat laatste gun ik niemand.
Zeker geen kind.