25/11/2017
Voor een kraamzorg van een kraambureau moest ik naar een asielzoekerscentrum in het midden van het land. Mijn nieuwe gezin was een vluchtelinge, een meisje van 19, een baby en haar vriend, die de vader van de baby was. De vader zou drie weken bij haar mogen verblijven, want zelf woonde hij in het zuiden van het land in een ander opvangcentrum.
Er was een andere kraamverzorgende die de opvang had gedaan en zij gaf mij verdere gegevens door. Zij vond de situatie verontrustend, moeder en vader sliepen de hele dag, er was een vriendin die op de grond op een matras lag en vervolgens ook de hele dag sliep. Gordijnen waren de hele dag gesloten. Er werd borstvoeding gegeven, de baby was veel afgevallen en er was besloten om wat kunstvoeding bij te geven. Het was wel de bedoeling om de borstvoeding te stimuleren omdat er geen geld voor volledige kunstvoeding zou zijn. Zij had het idee dat de mensen niet veel begrepen van wat zij verteld had en wenste mij veel succes.
Het komt wel vaker voor dat ik een overdracht krijg die veel aandacht verwacht, maar als ik daar de volgende dag aankom, is de situatie ten goede gedraaid is, dus vol enthousiasme en vol vertrouwen ging ik op weg naar het gezin.
Ik had een code gekregen om het gebouw binnen te komen en liep de lange gangen door richting de kamer waar het gezin verbleef. Het was erg stil op die gangen en het leek wel of er verder niemand was. Op de gang waar de kamer van het gezin moest zijn, lagen allemaal babykleertjes op de verwarmingen te drogen en ik bedacht me dat ik in de buurt van hun kamer moest zijn. Eenmaal gevonden deed, na een aantal keren op de deur geklopt te hebben, de vader de deur open en liet mij binnen. Ik liep langs een klein keukentje de huis/slaapkamer binnen. Er stonden twee losse bedden, een ledikantje, commode, een eettafel met vier stoelen en een relax-stoel. Aansluitend een badkamer gesloten met een schuifdeur. De kamer was best ruim, maar volgestouwd met zakken en tassen. De gordijnen waren gesloten en het oogde er heel somber. De vriendin was weg en die heb ik verder ook niet gezien.
Ik liep naar de kraamvrouw, zij lag met haar rug naar mij toe met de baby naast haar, maar niet tegen haar aan. Ik schudde haar zachtjes en vriendelijk om haar wakker te krijgen. Er kwam geen reactie en ik deed het nog een keer en vertelde mijn naam. Weer kwam er geen reactie en ik draaide me om om steun te zoeken bij de vader. Vader was zijn bed in gekropen en lag ook weer te slapen.
Ik begreep onmiddellijk wat mijn collega me had verteld. Na even verbaast te zijn pakte ik het zorgplan en las alles eens door wat mijn collega geschreven had. Na dit gedaan te hebben besloot ik de baby op te pakken en alle controles bij haar te doen. Haar kleertjes waren nat en de luier moest nodig verschoond te worden. Ik kleede haar uit en nam haar temperatuur, gelukkig was deze goed en de baby was ook heel alert. Zij lag mij aan te kijken en luisterde aandachtig naar wat ik haar te vertellen had. Toen ik haar woog was ik verbaasd hoeveel de baby gegroeid was, en dat gaf vertrouwen. De ouders hadden in elk geval voor de baby gezorgd wat eten betreft. Ondertussen wikkelde ik de baby in een doek om haar bloot bij de moeder te leggen om het huid op huid contact te bevorderen. Ik had geen idee wat ze haar gegeven hadden en besloot de ouders wakker te maken. Ik wilde weten hoelaat de baby voor het laatst had gegeten en of het tijd voor een nieuwe voeding was.
Eerst probeerde ik de kraamvrouw vriendelijk wakker te krijgen, want ik wilde toch wel wat van haar weten. Zij gaf geen reactie en toen ik een klein beetje aan haar schouder schudde keek zij mij boos aan en draaide zich van mij af.
Ik besloot de vader wakker te maken en gelukkig reageerde hij wel. Zo goed en zo kwaad mogelijk probeerde ik de juiste antwoorden te krijgen op mijn vragen over de voeding. Ik had veel vragen over de flesvoeding, hadden zij begrepen hoeveel de baby mocht hebben. De baby was nl. behoorlijk aangekomen, hadden zij de verhouding van het poeder en het water begrepen? Hadden zij de melk niet meerdere keren opgewarmd, want in de keuken had het flesje in een pannetje met water vermengd met melk gelegen. Dit zag er niet fris uit. Ik vroeg me af hoe het zat met de hygiëne, hadden zij hun handen gewassen voor zij de voeding klaarmaakten. Hoevaak hadden zij de baby eten gegeven, ik had werkelijk geen idee. Uit de antwoorden die ik kreeg kon ik opmaken dat hij mijn vragen niet begreep en hij meestal met ja antwoordden.
Het was een beetje een chaos in mijn hoofd en ik besloot me niets van moeder aan te trekken, zij moest wakker worden. Ik wilde de baby aan de borst laten drinken om de borstvoeding te stimuleren en er zeker van te zijn dat de baby genoeg voeding kreeg. Ook wilde ik de controles bij haar doen en kijken of zij begreep wat ik wilde weten.
Ik ontweek haar boze blik en legde de baby bij haar neer op een droge doek en zij legde de baby aan haar borst. Zij deed dit zonder naar haar baby te kijken en zonder iets tegen haar te zeggen. Terwijl de baby, gelukkig goed dronk, viel de moeder weer in slaap en daar stond ik, opnieuw me omdraaiend, kijkend naar het bed van de vader, die ook weer lag te slapen. Ik had even tijd nodig en besloot de gang op te lopen om de kleertjes die over de warming lagen op te gaan vouwen.
Onder het vouwen raasden de gedachten door mijn hoofd. Ik had geen idee hoe ik verder moest. Bij binnenkomst had ik in één van de gangen een kantoortje gezien waar vluchtelingenwerk een aantal dagen per week zat en ik besloot om te gaan kijken of er mensen waren die ik aan kon spreken. Deze dag zou er nl iemand zijn en die was er
nog niet op het moment dat ik er langs gelopen was.
Jammer genoeg was er niemand en ik voelde me best alleen en ging terug naar de kamer. Daar aangekomen was de baby klaar met drinken en pakte ik haar op om aan te kleden. Ik legde haar terug bij de moeder die haar de andere borst gaf, liggend op dezelfde zij, dus met haar rug naar mij toe, maar de bovenste borst duwend in het mondje van de baby.
Ik liet het maar even zo en zag dat de baby de tepel goed in haar mondje had en goed dronk. Ondertussen maakte ik het ledikantje op en legde met handen en voeten uit dat de baby daar moest slapen. Nog steeds had ik geen idee of zij mij begreep.
Ik hoopte dat de verloskundige langs zou komen, en besloot om haar te bellen. Opnieuw maakte ik vader wakker en vroeg het telefoonnummer van de verloskundige en belde haar. Allereerst begon ik over de bijvoeding en vroeg of zij het met me eens was om de kunstvoeding achterwegen te laten omdat de baby heel goed aan de borst dronk en de baby goed gegroeid was. Zij antwoordde dat ze het goed vond en op dat moment werd er op de deur geklopt. Ik zei haar terug te bellen en te kijken wie er was.
Ik deed de deur open en er kwam meteen een mevrouw naar binnen gelopen. Even overdonderd vroeg ik toch maar even wie zij was en zij zei gepikeerd dat zij de verloskundige was. Geheel verbaasd vertelde ik haar dat ik net haar collega had gesproken over de borstvoeding waarop zij vroeg met wie ik gesproken had. Nadat ik haar de naam gaf, vertelde zij dat zij geen collega had die zo heette. Ik zag er de humor van in, het was ook zo'n rare ochtend, en zei haar lachend dat die mevrouw het wel goed had gevonden. De verloskundige kon er niet om lachen en vroeg mij hoe het ging. Ik legde haar uit wat ik aangetroffen had en dat ik me zorgde maakte.
Ik gaf aan dat ik me zorgen maakte over het slapen van de moeder, dat ze geen contact maakte met de baby, dat ze adviezen niet begreep. De verloskundige was kortaf en zei dat je cultuur moest accepteren en zij wel erger had gezien. Ik weet niet waar ik het aan verdiende dat zij zo reageerde en mij zo behandelde.
Op zo'n moment word ik zelfverzekerder, ik zie wat ik zie en ben niet gek: deze situatie was heel zorgerlijk, en zij gaf mij een veeg uit de pan dat ik overdreef. Op dat moment werd er opnieuw geklopt. Ditmaal was het een vrijwilligster die nauw betrokken was bij dit gezin, veel van hun wist en veel voor hun deed. Na kennis gemaakt te hebben en mijn zorgen uitend gaf ook zij aan dat zij zich zorgen maakte. De verloskundige bleef bagataliseren, noteerde de gegevens van de controles en liet mij achter met een rot gevoel. Met het idee dat ik er alleen voor stond.
Met de vrijwilligster en vluchtelingenwerk, die samen het gezin begeleidde bespraken we later in een kantoortje de sitatie en de zorgen die we hadden. Ik vond het toen mooi geweest besloot dat de moeder eigenlijk nog een puber was, die gestuurd moest worden. Ik ging terug naar het gezinnetje en zei daadkrachtig tegen haar dat ik haar ging temperaturen en haar pols ging tellen. Of ze me begreep of niet weet ik niet maar ik deed wat ik moest doen. Daarop zei ik dat ze uit bed moest komen om te gaan do**hen. Gelukkig was ze onder de indruk van de toon van mijn stem en kwam uit bed. Na de do**he controleerde ik haar hechtingen en zag en rook dat ze een hele vieze onderbroek aan had. Met handen en voeten probeerde ik haar schoon ondergoed aan te laten trekken, maar ik denk dat zij het niet begreep, want er gebeurde niets.
Ondertussen had ik een ontbijtje voor haar klaargemaakt en zette haar aan het eten. Ze nam een paar hapjes, dronk een slokje en kroop toen weer in bed.
De tijd vloog voorbij. Alles bleef een beetje hetzelfde en aan het eind van de dag gaf ik instructies voor de nacht. Ik bedacht dat ze niets begreep en hoopte dat ze net als de vorige nacht de baby wel eten zouden geven en ging naar huis.
Die avond dacht ik na over de gehele situatie. De moeder gaf de baby eten, dat was fijn. De vader was er om de moeder te helpen, dat was ook fijn, maar dan. De moeder was jong, lag de hele dag te slapen. Zij had niet veel interesse in de baby, verschoonde haar niet, bekeek haar niet echt. De moeder verzorgde zichzelf niet, was in een vreemd land, waar ze de taal niet verstond en niet begreep. Er was weinig tot geen hulp rondom haar en bedacht me wat zij door moest maken. Ik bedacht me, dat als mijn kind, in een ver land, zo jong een baby zou krijgen en niemand voor haar zou zorgen of zou ondersteunen, hoe vreselijk ik dat zou vinden. Met dat in gedachten besloot ik om er alles aan te doen om deze moeder hulp te bezorgen.
De volgende dag trof ik eigenlijk hetzelfde aan als de dag ervoor en eigenlijk ook de rest van de dagen. Omdat het geen zin had om er hele dagen zijn, had ik besloten dat ik twee en soms drie keer per dag een paar uurtjes heen ging. De vrijwilligster kwam ook regelmatig, ik had contact met vluchtelingenwerk en zo konden we samen goed in de gaten houden dat de baby eten kreeg en zorgden we ervoor dat de baby verzorgd werd. Soms had ik het idee dat er verbetering zat in de situatie, maar vaker niet.
Ik wilde heel graag met haar communiceren en vroeg bij vluchtelingenwerk of het mogelijk was om met een tolk met de kraamvrouw te kunnen praten. Bij uitzondering mocht dit één keer en dankbaar maakten we daar gebruik van. Samen met de kraamvrouw, kraamheer, de vrijwilligster en ik spraken we via de tolk door de telefoon. Nu kon ik uitleggen wat ik kwam doen, wat mijn werk was, hoe ik haar kon leren wat belangrijk was voor haar en de baby. Wat ik nog belangrijker vond was, dat ik haar kon vertellen dat ik me zorgen maakte om haar en om de baby. Ik kon haar uitleggen dat we instanties hebben om haar te helpen bij de opvoeding van haar kind. Dat zij er niet alleen voor hoefde te staan.
Dit gesprek duurde gelukkig lang en langzaam aan werden er dingen duidelijk voor de moeder en dat maakte dat zij geïnteresseerder werd. Na goed uitgelegd te hebben dat jeugdzorg haar zou kunnen ondersteunen stemde zij in dat ik contact met jeugdzorg op zou nemen.
Na dit gesprek heb ik meteen contact opgenomen met Veilig thuis (jeugdgezondheidszorg). Hier kon ik mijn zorgen kwijt aan een professional die goed luisterde en ermee aan de slag zou gaan aansluitend aan de kraamweek. Natuurlijk verbetert er niet gelijk iets aan de situatie, maar wetende dat ik haar niet alleen met een baby achterlaat waar niemand meer naar omkijkt is een betere gedachte. Uiteraard was er ook de vrijwilligster die veel om de kraamvrouw gaf en haar enorm goed ondersteunde. Ook vluchtelingenwerk, die heel veel praktische zaken regelen, zijn onmisbaar voor haar. Ik weet zeker dat zij de kraamvrouw alle hulp zou blijven bieden die zij nodig heeft. Zo samen is er een hele goede back-up voor moeder en kind.
Ik ben blij dat we, een kind nog, konden ondersteunen en helpen in een wereld die zij niet kende, in een totaal onbekende situatie met alle lichamelijke ongemakken en hormonen die van hoog naar laag vliegen. Ook begreep ik dat zij bang was voor mensen zoals ik. Zij had geen idee wat ik kwam doen. Zij wantrouwde mij. Via de tolk heb ik dat idee een beetje weg kunnen nemen. Natuurlijk had ik medelijden met dit meisje. Zó alleen, zó ver weg van haar eigen ouders. Het zal je eigen kind maar zijn.
Naar aanleiding van dit gezin ben ik gevraagd om ondersteuning te bieden in opvanghuizen en asielzoekerscentra. Regelmatig ga ik voorlichting geven aan en vragen beantwoorden van mensen die niet bekend zijn met ons kraamzorg-systeem, maar die net als alle moeders hier met dezelfde vragen en onzekerheden zitten.