03/12/2025
Er waren eens een man en een vrouw die elkaar vanaf de allereerste ontmoeting herkenden. Ondanks dat ze elkaar niet kenden, voelde het alsof ze een lang verloren geliefde hadden teruggevonden. Hun zielen vonden elkaar in onvoorwaardelijke liefde.
En die liefde bleef.
Jarenlang.
Dwars door weglopen en weer terugkomen.
Door momenten van projectie, kwetsbaarheid, verwarring en verdriet.
Maar bovenal door de continu voelbare stroom van herkenning en liefde.
Hij zag in haar het mooiste en liefste deel van zichzelf weerspiegeld. Zij zag in hem een zachtheid die hij zelf vaak vergat te voelen. Langzaam begonnen ze te begrijpen dat ze twee beschadigde zielen waren. Allebei wilden ze de onvoorwaardelijke liefde van hun ziel leven, maar geen van beiden wist hoe.
En toen, op een dag, was de man opeens verdwenen. Hij had zichzelf achter muren verborgen, en de vrouw kon hem niet meer bereiken. Ze was uitgewist, alsof zij en hun liefde nooit voor hem hadden bestaan.
De vrouw hoopte dat hij terug zou komen, dat hij uitleg zou geven.
Maar het bleef stil.
Ze raakte ervan overtuigd dat hun liefde volledig was uitgedoofd,
ook al bleef er diep vanbinnen een klein vlammetje branden.
Na elf maanden werd dat vlammetje ineens groter.
Ze wist: dit is mijn moment.
Ze ging naar hem toe, belde aan, en hij deed open.
Hij vroeg haar binnen.
Ruim drie uur praatten ze.
En in dat gesprek kreeg ze de bevestiging van wat ze altijd al wist.
De liefde was echt.
Hij had haar niet uitgewist.
Hij had aan haar gedacht, was haar nooit vergeten.
Maar de angst voor hun liefde was te groot.
Hij leefde liever in schaduw dan in het stralende licht dat zij samen vormden.
Toen ze wegging, was het levensgroot voelbaar:
hun diep gedeelde verlangen naar onvoorwaardelijke liefde,
en zijn onmacht om het werkelijk te durven leven.
En terwijl ze de deur achter zich sloot, wist ze: sommige liefdes verdwijnen niet
ze wachten tot beide harten het licht weer durven dragen.