22/08/2022
Verdriet hoort erbij, of we het nu willen of niet.
Een kleine vrouw, wandelde via een stoffig pad langs een akker. Ze was al heel oud, maar haar gang was licht en ze had in haar gezicht de frisse glimlach van een jong meisje.
Op een gegeven moment zag ze aan de rand van het pad een in elkaar gezonken figuur zitten. Ze bleef staan en bekeek hem aandachtig.
De zittende persoon leek op een grijze deken met menselijke contouren.
De kleine vrouw boog naar deze gestalte en vroeg: “Wie ben jij?”
Twee levenloze ogen keken op naar haar. “Wie ik ben? Mijn naam is Verdriet” zei hij heel zachtjes; zo zachtjes zelfs, dat de vrouw hem nauwelijks kon verstaan.
“Ach, jij bent Verdriet?” Riep de kleine vrouw zo blij alsof ze net een oude vriend had ontmoet.
“Jij kent mij?” Vroeg het Verdriet wantrouwend.
“Natuurlijk ken ik je! Heel vaak zijn wij in het verleden een deel van de weg samen gegaan”.
“Ja, maar…ben je dan niet bang voor mij? Waarom ren je niet heel snel weg?”
“Waarom zou ik wegrennen, lieverd?” zei de oude vrouw. Je weet best, dat jij iedereen die wegrent vroeger of later in zult halen. Maar mag ik vragen, waarom jij dusdanig moedeloos bent?”
“Ik ben zo verdrietig.” Zei de grijze gestalte.
De oude vrouw ging bij hem zitten. “Nou, vertel mij dan waarom je zo verdrietig bent.”
Het Verdriet zuchtte diep. “Ach, weet je” begon hij heel aarzelend en heel verbaasd over het feit, dat iemand wilde luisteren naar zijn verhaal.
“Niemand mag mij. Het is mijn bestemming om tussen de
mensen te zijn en bij de één en ander een tijdje te vertoeven. Maar als ik kom, dan schrikken ze, ze worden bang, alsof ik een zware ziekte ben. Ze hebben zelfs toverspreuken uitgevonden waarmee ze mij willen weg jagen. Ze zeggen: “Het leven is genieten” en van hun valse lach krijgen ze maagkrampen en ademnood. Ze zeggen: “Wat ons niet dood, maakt ons hard” en vervolgens krijgen
ze een hartkwaal. Ze zeggen “Je moet je vermannen” en ze voelen de pijn in de schouders en in de rug. Ze zeggen: “Alleen zwakkelingen huilen” en door de opgekropte tranen dreigt hun hoofd te barsten. Of ze verdoven zich met alcohol en drugs zo dat ze mij niet hoeven te voelen.”
“Ja, dat is waar”, bevestigde de oude vrouw, “zulke mensen ben ik al vaak tegen gekomen.”
Het Verdriet zonk nog meer in elkaar. “En dit terwijl ik de mensen alleen maar wil helpen. Als ik heel dicht bij ze ben, dan komen ze in contact met zichzelf. Ik help ze een nest te bouwen om hun wonden te verzorgen. Wie verdrietig is heeft een zeer dunne huid. Menig leed breekt open, net als een wond die slecht genezen is en dat doet zeer. Maar alleen als ze dit verdriet toestaan, als ze alle ongehuilde tranen vergieten, kan een wond echt genezen. Maar de mensen willen dit niet. In plaats dat ze me laten helpen, smeren ze een dikke laag make-up op hun littekens. Of ze bouwen een dikke muur van bitterheid om zich heen.”
Het verdriet begon te huilen, eerst heel zwakjes en toen steeds harder en zeer wanhopig.
De kleine oude vrouw nam de in elkaar gezonken gestalte in haar armen. Hoe zacht dit aanvoelt, dacht ze en liet haar hand over het trillende hoopje verdriet strijken.
“Huil rustig, Verdriet”, fluisterde
ze liefdevol. “Rust uit, zodat je weer kracht kunt verzamelen. Vanaf nu moet je niet meer alleen door de wereld gaan wandelen. Ik zal je begeleiden, zo dat de moedeloosheid niet nog meer macht krijgt.”
Het Verdriet stopte met huilen. Vol verbazing keek hij naar zijn nieuwe kameraad. “Maar..., maar – wie ben jij eigenlijk?"
“Ik?” zei de kleine oude vrouw met een glimlach – Mijn naam is Hoop.”
Auteur: onbekend
Afbeelding: Pixabay